NO2 is een gas dat in de atmosfeer terecht komt bij allerlei verbrandingsprocessen, zoals bijvoorbeeld in de motor van een auto, in verwarmingsketels, in de industrie of in elektriciteitscentrales. NO2 ontstaat door een chemische reactie tussen stikstof (N2) en zuurstof (O2) in de lucht. Deze gassen zijn van nature aanwezig in de atmosfeer en niet schadelijk voor de gezondheid. Bij de hoge temperaturen van verbrandingsprocessen reageren N2 en O2 met elkaar. Er wordt dan eerst vooral stikstofmonoxide (NO) gevormd, vervolgens wordt het in de atmosfeer snel omgezet in stikstofdioxide (NO2). NO is een kleur-, geur-, en smaakloos gas dat op zich weinig schadelijk is. Maar NO2 heeft gezondheidseffecten op zowel korte als lange termijn. In grote hoeveelheid heeft NO2 een bruinrode kleur en een onaangename geur.
Verder draagt NO2 ook bij aan de productie van fijn stof en ozon (O3) in de atmosfeer, stoffen die ook schadelijk zijn voor mens en natuur. Daarbij heeft NO2 nog een extra impact op het milieu: het zorgt voor een verhoogde toevoer van stikstof naar de bodem en dat is nefast voor natuurlijke ecosystemen, hierdoor vermindert de biodiversiteit. NO2 regent ook nog eens uit boven de oceaan, wat leidt tot een verzuring van het zeewater door “zure regen”.
Fijn stof is een verzamelterm voor alle kleine zwevende deeltjes in de lucht. In de wetenschap spreekt men over particulate matter, afgekort als PM. De eigenschappen van deze deeltjes zijn afhankelijk van hun grootte en samenstelling. PM10 omvat alle deeltjes kleiner dan 10 µm (1 µm = 1 micrometer = een duizendste van een millimeter) en PM2.5 alle deeltjes kleiner dan 2.5 µm. PM0.1 meet deeltjes kleiner dan 0.1 µm en wordt ook ultrafijn stof (UFP) genoemd.
Fijnstofdeeltjes kunnen op verschillende manieren in de atmosfeer terechtkomen. Ofwel worden ze rechtstreeks uitgestoten bij bijvoorbeeld verbrandingsprocessen, ofwel worden ze pas in de atmosfeer gevormd door chemische reacties van gasvormige stoffen, waaronder ook NO2. Er zijn veel verschillende bronnen van fijn stof: de natuur produceert fijn stof zoals zeezout en pollen. De mens produceert fijn stof door industriële processen, het verkeer, landbouwactiviteiten en verwarming. Een belangrijke vorm van fijn stof is zwarte koolstof (roet), dat gevormd wordt bij onvolledige verbranding van fossiele brandstoffen, biobrandstoffen en biomassa zoals hout. Deze zwarte koolstof behoort tot de allerkleinste stofdeeltjes (ultrafijn stof). Hoe kleiner het deeltje, hoe langer het in de atmosfeer kan blijven, en hoe verder het van zijn bron verwijderd kan geraken. Grotere deeltjes worden sneller door de zwaartekracht neergeslagen of door regen uit de lucht gespoeld, alhoewel ze daarna nog opnieuw kunnen opwaaien.
De voornaamste bron van rechtstreeks uitgestoten fijn stof in Vlaanderen zijn de huishoudens. Vooral door verbranding in houtkachels veroorzaakten de huishoudens in 2016 ongeveer de helft van alle uitgestoten PM10 en PM2.5. Hierna volgden het verkeer (17% van PM2.5) en de industrie (12%). Als er specifiek naar zwarte koolstof gekeken wordt, is de bijdrage van het verkeer wel groter: 40% (nog steeds na huishoudens, die ongeveer 48% bijdragen). Een groot deel van de fijnstofuitstoot door verkeer (ongeveer 60%) is overigens niet afkomstig van de uitlaat maar ontstaat bij het remmen en door slijtage van banden- en het wegdek, waarbij ook fijne stofdeeltjes in de atmosfeer terechtkomen. Dit betekent dus dat ook moderne (elektrische) wagens fijn stof blijven produceren.
CO2 of koolstofdioxide is waarschijnlijk één van de bekendste stoffen omwille van zijn rol in het broeikaseffect en de daaruit volgende klimaatverandering. CO2 komt vrij bij de verbranding van koolstofhoudende brandstoffen. Deze brandstoffen kunnen zowel een biologische (hout, biodiesel, biogas,…) als fossiele (benzine, diesel, stookolie, aardgas,…) oorsprong hebben.
CO2 is een broeikasgas in de atmosfeer: het houdt warmte vast en zorgt voor een broeikaseffect dat de temperatuur op onze aarde mee in balans houdt. Door menselijke activiteiten kunnen er extra broeikasgassen in de atmosfeer terechtkomen waardoor de concentratie van deze gassen toeneemt, het natuurlijke broeikasgas versterkt en de aarde opwarmt. De menselijke bijdrage aan het broeikaseffect is voornamelijk te wijten aan CO2, geproduceerd door verbranding van fossiele brandstoffen. Verkeer in Vlaanderen is verantwoordelijk voor ongeveer een kwart van de CO2-uitstoot in het Gewest, en is daarmee samen met de industrie de voornaamste bron van CO2.
CO2 mag dus niet verward worden met NO2. Van beide gassen moet de uitstoot worden teruggedrongen, maar het is alleen NO2 dat een duidelijk direct en indirect gezondheidseffect heeft.